Voorbeeldlocatie: Amersfoort (De Nieuwe Stad)
Om tot een gedeeld begrip te komen over ruimtelijke kwaliteit nodigde MooiNL de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit uit om een serie te maken met voorbeeldlocaties. Met regionale en lokale commissies in heel Nederland bevordert de Federatie ‘landschaps-, dorps- en stedenschoon’. In dit tweede deel: De Nieuwe Stad in Amersfoort. Hans Oosters, Commissaris van de Koning provincie Utrecht en voorzitter van de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit licht zijn keuze voor deze voorbeeldlocatie toe.
Hans, waar zijn we hier?
Hans Oosters: “We zijn in De Nieuwe Stad in Amersfoort. Het gebied van de voormalige Prodentfabriek en woonwijk het Sasje ligt aan de Eem tegen het centrum van Amersfoort aan. In 2013 is ontwikkelaar Schipper Bosch hier in overleg met de gemeente begonnen met ‘stadmaken’. Zonder een al vastomlijnd doel te hebben, is de ontwikkelaar er activiteiten gaan organiseren en heeft hij grote en kleine initiatiefnemers de vrije hand gegeven, waardoor het een steeds bruisender en actievere plek is geworden. Op dit moment heeft net het bestemmingsplan voor het gebied ter inzage gelegen, maar je proeft dat hier al ruim tien jaar actief aan stadsmakerij is gedaan.”
“Het ambitiedocument uit 2015 van gemeente, ontwikkelaar en gebiedsgebruikers is nog steeds relevant. De essentie die toen werd verwoord is nog actueel en is voor mij een voorbeeld van hoe het moet: ‘Een stad die het stadmaken als ‘Gesamtkunstwerk’ ziet, waarbij bewoners, politici, ontwikkelaars, stedenbouwkundigen en ambtenaren samenwerken’. De ontwikkeling van De Nieuwe Stad is daadwerkelijk een testgebied. Het is geen uitgetekend en gedetailleerd plan, maar een organisch proces dat je stukje bij beetje samen en met vertrouwen in elkaar vormgeeft, waarbij je de kansen die zich voordoen mee kunt nemen in de ontwikkeling.
Zo is in een relatief beperkte tijdsspanne van tien jaar een van de stad afgekeerde monumentale fabriek het bruisende hart geworden van een grote binnenstedelijke herontwikkeling. De vooraf door de gemeente en ontwikkelaar vastgestelde waarden voor dit gebied zijn nu openbaar beleefbaar en voelbaar.”
"Door de adaptiviteit en de focus op meervoudig ruimtegebruik ontstaat zo een heel toekomstbestendig nieuw stadsdeel van Amersfoort."
Waarom is dit volgens jou een locatie van uitzonderlijke ruimtelijke kwaliteit?
“Het gebied is met veel verschillende initiatiefnemers tot leven gebracht: lokaal en regionaal voedsel en stadslandbouw worden actief het gebied in gebracht, er is een tijdlang een stadsstrand geweest, er zijn vele kleine en grote bedrijven die hun intrek tijdelijk of permanent in het gebied hebben genomen, er zijn evenementen en er zijn prettige verblijfplekken met horeca voor voorbijgangers gecreëerd, zoals het park, het Lokaal en de Boot. Door ingrepen als de aanleg van groen en een binnenplein en het doorbreken van het poorthuis is het contact met de Eem en met stedelijk groen sterk verbeterd, waardoor het nu ook een fijne ontmoetingsplek is geworden.
Bij dit alles is steeds de industriële herkomst centraal gesteld: er is een beeldkwaliteitsplan ontwikkeld dat geheel gebaseerd is op de bouw, materiaalgebruik, kleuren en structuren van het bestaande en gekoesterde erfgoed van de Prodentfabriek. Het hele bouwprogramma wordt met deze waarden vormgegeven. Dit is echt een voorbeeld van erfgoed als kans voor herontwikkeling met kwaliteit. Door de adaptiviteit en de focus op meervoudig ruimtegebruik ontstaat zo een heel toekomstbestendig nieuw stadsdeel van Amersfoort. Het meest opmerkelijke daarbij vind ik de combinatie van woon- en werkfuncties met nieuwe culturele functies en openbare ruimte. Zo creëer je echt een levende stad die ook weer nieuwe herinneringen mogelijk maakt.
Afgelopen zomer heb ik bijvoorbeeld namens de provincie Utrecht deel mogen nemen aan de Keti Koti bijeenkomst op het ronde plein in de Nieuwe Stad. Ik heb daar excuses voor het slavernijverleden aangeboden, namens de provincie Utrecht. Dat was een hele indrukwekkende bijeenkomst waarbij ook nazaten van tot slaaf gemaakten aanwezig waren. Zo krijgt zo’n nieuwe plek een historische lading en een herinnering die ik in ieder geval nooit meer zal vergeten.”
Wat is de herkomstwaarde van deze locatie? En hoe is deze tot stand gekomen?
“Iedereen in Nederland van een bepaalde leeftijd heeft zijn tanden wel eens met Prodent gepoetst. De Prodentfabriek is aan het begin van de vorige eeuw gebouwd op een industriegebied langs de Eem. Zoals vele industriegebieden was het afgesloten van de buitenwereld en alleen toegankelijk voor werknemers. Als je nu in het gebied komt en je ziet die oude stukken van de Prodentfabriek terug, dan roept dat onherroepelijk een glimlach en herkenning op. De verrassing ligt verscholen in de bonte mix van ongepolijste industriehallen, hoge schoorstenen en bakstenen muren, gerenoveerde historische panden met nieuwe bedrijfjes en een kolossale hogeschool. Die mix van oud- en nieuwbouw, van bedrijvigheid, verblijf en woongebied is het mooiste. Zo wordt het langzaam omarmd als integraal onderdeel van het stadshart.”
Hoe is dit gerealiseerd?
“De afgelopen 10 jaar is het gebied dus geleidelijk van leegstaand, gesloten industrieel erfgoed ontsloten, leefbaar en multifunctioneel bruikbaar gemaakt. Via zorgvuldig stadsmaken, goed gebiedsmanagement en een kwaliteitsteam met een urbaan curator is een opmerkelijke mix van ruim 21.000 m2 aan ambachten, onderwijs, kenniswerkers, horeca, een evenementenhal en een poppodium ontstaan. Dit vind ik een mooie balans voor organisch ontwikkelen: door een begeleidingsteam met zorgvuldig gekozen deskundigheid dúrf je het stadsmaken ook zonder vastomlijnd doel te doen en kunnen de toekomstige gebruikers zelf hun leefomgeving creëren.
De deskundigheid is dan niet leidend, maar ondersteunend aan de participatieve aanpak, en dat is heel belangrijk! Zo’n aanpak geeft gebruikers veel meer een stem in de inrichting dan wanneer je met een wit vel begint en eerst het plan maakt voordat je met gebruikers om tafel gaat. Daar zitten natuurlijk risico’s in, voor opdrachtgevers, overheden en financiers, maar tegelijkertijd denk ik dat je zeker voor zo’n binnenstedelijke locatie als deze niet primair voor calculeerbaarheid maar primair voor kwaliteit van de leefomgeving moet gaan.”
“Nu staat het gebied aan de vooravond van de volgende stap. Begin dit jaar lag een bestemmingsplan ter inzage dat hierop voortborduurt en een aanvullend programma van 10.000 m2 kantoren en horeca en circa 850 woningen mogelijk maakt. Dit zal de komende jaren geleidelijk gerealiseerd worden. Dat houdt een stevige verstedelijkingsslag in en ik hoop dat die ontwikkeling zo uitgevoerd wordt dat de kwaliteiten die in de afgelopen tien jaar gerealiseerd zijn bewaard blijven en versterkt worden.”
Welke participatie is daarbij relevant (geweest)? Vindt iedereen het geweldig, of verschillen de meningen?
“De aanwezige bedrijven, hogeschool en omwonenden hebben via de zogenaamde ‘pizzabijeenkomsten’ steeds hun inbreng geleverd. De continuïteit van de inzet van de gemeente en Schipper Bosch die zowel eigenaar, ontwikkelaar als beheerder is, was daarbij van belang. Daarbij zorgde het regieteam en de urbaan curator voor kwaliteitsadvisering in samenspraak met de gemeentelijke adviescommissie. Dat heeft ook voor een unieke ruimtelijke kwaliteit in het gebied gezorgd. Ik hoop dat dit bij de verdere ontwikkeling van het gebied zo blijft.”
“Er zijn natuurlijk altijd kritische geluiden. Zo is de omgeving niet zo blij met de parkeerdruk van de toenemende activiteiten en niet alle initiatiefnemers van het eerste uur zijn meer aan boord. Toenemende ruimtelijke kwaliteit maakt het gebied steeds aantrekkelijker en het zal een kunst zijn om de diversiteit en waarden van het gebied te behouden in de toekomst. Daar zal echt moeite voor moeten worden gedaan. Maar als het ergens kan, dan is het hier wel, gezien de aandacht en energie die erin gestoken wordt.”
Is er sprake van gebruikswaarde of toekomstwaarde en zo ja: wie bepaalt dat?
“De veelheid en diversiteit van de huidige gebruikers (ambachten, onderwijs, kenniswerkers, horeca, een evenementenhal en een Poppodium) en de drukbezochte congressen en evenementen laten zien dat het gebied nu erg in trek is. Uiteindelijk bepalen de gebruikers van het gebied de waarde van het gebied.
Door de adaptieve manier van ontwikkelen en de focus op sociale duurzaamheid, duurzame materialen en gebouwen en multifunctionele gebruik, heeft dit gebied zeker toekomstwaarde. Maar uiteindelijk zullen we over 100 jaar pas weten of we het goed hebben gedaan.”
Wat maakt deze locatie maatschappelijk nu relevant?
“Ik heb het al aangeduid: dit gebied gaat voor een zeer breed scala aan waarden. Het industrieel erfgoed, waar het beeldkwaliteitsplan op gebaseerd is, biedt een basis voor een groot aantal sociale omgevingswaarden: het MBO-onderwijs en de praktijkruimtes, zoals een openbare kapsalon, de horeca met een focus op duurzaam, lokaal en regionaal voedsel en stadslandbouw. De ontmoetingsplekken waar bomen en ander groen gerealiseerd zijn, creëren tezamen een sociaal duurzame ontmoetingsplek. In het erfgoed zijn vele kleine en grotere bedrijven gevestigd die allemaal een eigen plek in het gebied hebben. Ook voor de nieuwbouw is het erfgoed als basis gekozen: het gebied is in kamers ingedeeld, die passen bij de historische opbouw van het gebied vanaf de Eem. Hier zie je hoe je erfgoed als kans voor het nieuwe stadsmaken in kunt zetten.
De grote kunst bij dit soort ontwikkelingen is om de plek echt van de bewoners, gebruikers en initiatiefnemers te laten zijn. Als mensen het gevoel hebben dat ze ergens thuishoren én er invloed op hebben, dan wordt die plek van hun en horen zij bij de plek. En om dat te krijgen en te houden heb je hele deskundige begeleiding nodig, van zowel de ontwikkelaar/beheerder als vanuit de overheid. Want zodra dat eigenaarschap op de achtergrond dreigt te raken, kachelt het gebied weer achteruit.”
Van wie zijn de kwaliteiten die je beschrijft? En wie draagt er zorg voor?
“De kwaliteiten zijn van iedereen. Je ziet hier wel een grote inzet van kwaliteitsadvisering: het gebiedsregieteam heeft vanaf het begin goede afspraken gemaakt met welstand en monumentenzorg, en daarmee hebben ze een intensieve en goede begeleiding van het ontwikkelproces gecreëerd. Het regieteam, een combinatie van ontwikkelaar en gemeente en een onafhankelijk adviseur, adviseert over (bouw)initiatieven in het gebied. Vervolgens toetst het regieteam of het initiatief voldoet aan het ambitiedocument, vastgesteld beleid en redelijke eisen van welstand. Het regieteam stemt dit af met de Stadsbouwmeester, de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en, indien van toepassing, met Monumentenzorg.
Schipper Bosch geeft, als eigenaar en ontwikkelaar en beheerder van het gebied, een extra impuls aan het kwaliteitsniveau door heel zorgvuldig en proactief gebiedsmanagement. Zo worden huurcontracten met gebruikers regelmatig aan elkaar gekoppeld: je bent welkom in het gebied, als je ook gebruik maakt van de diensten van anderen die er zijn. Dit speelt een belangrijke rol in het stadsmaken. Je kunt in dit geval wel spreken van excellent opdrachtgeverschap met oog voor de kwaliteit van de leefomgeving.”
En wat heeft Nederland volgens jou nodig om die kwaliteiten te beschermen?
“Allereerst heeft Nederland nodig dat we trots zijn op onze deskundigheid en dat we daaraan blijven werken, door bijvoorbeeld jonge ontwerpers en andere jonge mensen echt het vak van ruimtelijke inrichting gericht op omgevingskwaliteit te leren. Ten tweede is er voor dit soort ontwikkelingen toch wel wat durf nodig: van de ontwikkelaar en van de gemeentelijke bestuurders en organisatie natuurlijk, maar ook van de omgeving en de gebruikers. En tenslotte hebben we, naast expertise en durf, ook gewoon de mensen nodig. Mensen die geïnspireerd worden om in zo’n gebied te wonen, te werken en te recreëren. Een goede omgevingskwaliteit nodigt mensen uit om eigenaarschap voor hun omgeving te gaan voelen.
Wat hier gebeurt is wat mij betreft voor herhaling vatbaar. Voor dergelijke herontwikkelingsgebieden waar veel gebeurt in de openbare ruimte, zou je eigenlijk altijd een gebiedscurator met verstand van omgevingskwaliteit willen hebben. Een kleine club experts die alle waarden van het gebied kent, die kan meedenken en ontwerpen bij initiatieven en ontwikkelingen en die zich verantwoordelijk én gemandateerd acht om de omgevingskwaliteit van een gebied te verhogen en te waarborgen. Een dergelijk clubje moet altijd ook in opdracht van de gemeente werken en goed samenwerken met de gemeentelijke adviescommissie en de betrokken volksvertegenwoordiging, maar hoeft niet per se in dienst van de gemeente te zijn. Je kunt dit ook regionaal organiseren via bestaande kennisinstellingen, zoals MooiSticht en het Oversticht.”
“Wat ook enorm kan helpen, is als we onderscheid gaan maken tussen excellente opdrachtgevers zoals deze en opdrachtgevers die met minder ambitie aan de slag gaan. Eigenlijk zou je altijd voorrang willen geven aan opdrachtgevers die de kwaliteit van de leefomgeving van de huidige en de toekomstige in- en omwonenden centraal stellen.”
Hoe zou het oordeel over deze plek over 10 jaar zijn, of over 50 jaar? Hoe ziet het er hier dan uit?
“Als in de voorgenomen intensivering van het gebied de huidige waarden goed doorgezet worden, en daar heeft het alle schijn van, dan blijft het historische en levendige karakter van de buurt intact en wordt er verder gebouwd aan de leefbaarheid van het gebied. In dat geval kunnen we over 50 jaar met tevredenheid terugkijken op de ingrepen die nu gedaan worden. In het mooiste geval is de oude Prodentfabriek dan het kloppend hart van een prachtige, hoogstedelijke omgeving, waar mensen graag wonen, werken en verblijven.”