Voorbeeldlocatie: Hengelo (High Tech Systems Park)

In aflevering 5 van de serie voorbeeldlocaties volgens Federatie Ruimtelijke Kwaliteit: High Tech Systems Park Hengelo. Naast een omgeving die zich er voor leende, vergde een gebiedstransformatie in Hengelo toch vooral lef en oog voor kwaliteit. Het voormalige Thales-terrein in Hengelo is zo’n tien jaar geleden getransformeerd tot innovatiecampus High Tech Systems Park. Rik Onderdelinden, programmaleider omgevingskwaliteit bij Het Oversticht, vertelt wat ten grondslag heeft gelegen aan deze bijzondere gebiedsontwikkeling. Hoe het samenspel van opdrachtgever, architecten en gemeente leidde van een gesloten defensieterrein tot een open, groene campus die uitnodigt tot samenwerking.

Rik, waar zijn we hier?

Rik Onderdelinden: “We zijn op het High Tech Systems Park (HTSP) in Hengelo, een innovatiecampus die is ontwikkeld op het voormalige Thales-terrein. Voorheen stond hier een fabriek die zo’n tien jaar geleden door eigenaar Thales is afgebroken. Er is een compleet nieuw bedrijventerrein ontwikkeld, waarop naast defensiebedrijf Thales ook ruimte is voor andere high tech-ondernemingen, innovatie en samenwerking. Het is niet zomaar een bedrijventerrein; het is een heus landschapspark geworden met veel groen en ruimte.

Portret Rik Onderdelinden
Rik Onderdelinden

In de omgeving van het HTSP zijn ook andere bedrijventerreinen gevestigd. Deze bestaan uit gebouwen die er uitzien als vrij anonieme ‘dozen’ met een hek en veel logistiek, eigenlijk nietszeggende ensembles. Bij HTSP is bewust gekozen voor een heel ander type ruimtelijke ordening: de campusgedachte, zoals we die kennen van bijvoorbeeld Universiteit Twente en de Technische Universiteit Eindhoven. De innovatiecampus wordt gekenmerkt door middelgrote gebouwen in een groene, landschappelijke setting. Deze gebouwen hebben qua architectuur ook veel ruimtelijke kwaliteit.”

“Het is niet zomaar een bedrijventerrein, het is een heus landschapspark geworden met veel groen en ruimte.”

Waarom is dit volgens jou een locatie van uitzonderlijke ruimtelijke kwaliteit?

“Het ambitieniveau van de opdrachtgever, de Thales-group, was heel hoog. Die wilde hier echt iets bijzonders realiseren. Het aanwezige Twentse landschap was het belangrijkste uitgangspunt voor de herinrichting van deze locatie. De oorspronkelijke boerderij De Zegger en een waterpartij in de vorm van een Twentse beek zijn belangrijke en beeldbepalende elementen. Groene dragers zijn de monumentale bomen en de historische bomenlaan vanaf De Zegger. Het landschap levert daarnaast belangrijke uitgangspunten voor de materialisering van de gebouwen, waarbij graniet, hout, beton en staal belangrijk zijn. De opdrachtgever heeft bovendien bewust voor architectuur gekozen en daar veel invloed op gehad. Het gebouw van Thales is in 2015 zelfs genomineerd voor de prijs BNA Beste Gebouw van het Jaar.

Als je het hebt over belevingswaarde en gebruikswaarde, kijk ik onder andere naar de terrassen, de wandelpaden en het ontwerp van de oude Radartoren B17, wat je weer terugziet in bijvoorbeeld de brugleuning. Heel wat vierkante meters worden gebruikt voor logistiek en parkeren, zo heb je aan het rand van het park een groot parkeerterrein. Maar nadat je geparkeerd hebt, loop je door het park – door de lanen en over de paden – naar je werk, je klant of je afspraak bij één van de bedrijven. Dat sluit heel goed aan bij de campusgedachte en je creëert hiermee gelijk een beleving.”

“Deze locatie nodigt uit tot innovatie en samenwerking, daardoor heeft het toekomstwaarde.”

“Het is geen anonieme omgeving zoals op zoveel bedrijventerreinen, met een anonieme schil en een hek er omheen. Alles heeft aandacht gekregen, het is echt een totaalconcept. Dat zie je terug aan het landschap, de gebouwen, de bestrating, de hekwerken en het entreegebouw voor fietsen en scooters. Op andere bedrijventerreinen lopen mensen rondjes tussen kantoorgebouwen. Dankzij het park heb je hier een landschappelijke ervaring als je pauze hebt, even een ommetje wilt maken, of wandelend een gesprek wilt voeren. Ook deze sociale kwaliteit vormt een meerwaarde voor deze locatie.

Daarnaast is het voor innovatieve startups een interessante locatie. Deze regio wordt weleens onderschat qua innovatiekracht. Er gebeurt hier ontzettend veel en we hebben grote spelers, maar dat beseft niet iedereen. Bepaalde typen bedrijven zoeken elkaar op in deze regio en op dit park. Deze locatie nodigt uit tot innovatie en samenwerking, daardoor heeft het toekomstwaarde.”

Wat is de herkomstwaarde van deze locatie? En hoe is deze tot stand gekomen?

“De basis voor de campusgedachte was de referentie en de relicten van het Twentse landschap. Die zijn hier nog goed zichtbaar. Monumentale bomen zijn blijven staan en de historische eikenbomenlaan is nog intact. Het oude boerenerf is, met een toevoeging, een proeflokaal geworden. Deze is opgenomen in de campus. Ook het bruggetje met staal erin doet iets met deze plek. Daarnaast is er behoorlijk geïnvesteerd in het poortgebouw. Bij binnenkomst maak je echt een entree. Dat zie je zelden op een bedrijventerrein.

De Radartoren B17 die op het campusterrein staat, is nu een bedrijvencomplex. Deze is ooit speciaal gebouwd voor het testen van radarsystemen en is behouden gebleven. Het oorspronkelijke gebruik is nog terug te zien in de architectuur: het middendeel van het gebouw is opengehouden en dat blijft zo. Daarmee is het eigenlijk modern erfgoed. Het zet je aan het denken. Je kunt het mooi of lelijk vinden, maar het zegt iets over deze plek.”

Welke gebiedsontwikkeling heeft hier precies plaatsgevonden? Hoe is de omgeving verrijkt door deze ingreep?

“De Thales-group gaf rond 2013 opdracht aan een combinatie van architecten, landschapsarchitecten en ingenieurs, om een zo open mogelijke werkomgeving te creëren. Thales is een hoogtechnologisch bedrijf en één van de grootste defensiebedrijven van Nederland. Het heeft daardoor een bepaalde mate van beveiliging nodig, de herontwikkeling van het gebied was dan ook een uitdaging.

LKSVDD architecten, Reitsema & Partners architecten en MTD Landschapsarchitecten hebben hier met veel aandacht en finesse naar gekeken. De opdrachtgever had een groot ambitieniveau, waarvoor de architecten flink de ruimte is gegeven. Eén architect, Hans van den Dobbelsteen van LKSVDD, is door Thales als een soort supervisor aangesteld om de andere architecten te begeleiden bij het ontwerp. Gezamenlijk zijn ze er uitstekend in geslaagd om in de directe omgeving van Thales een open werkomgeving te creëren. Iedereen heeft toegang tot de hightechcampus en ook het landschapspark is vrij toegankelijk.”

“De architecten zijn er uitstekend in geslaagd om in de directe omgeving van Thales een open werkomgeving te creëren.”

Hoe zou het oordeel over deze plek over tien jaar zijn, of over vijftig jaar? Hoe ziet het er hier dan uit?

“Twente heeft een rijke traditie van grote werkgevers die een verantwoordelijkheidsgevoel hebben voor de kwaliteit van de omgeving, voor hun werknemers en zelfs voor de huisvesting van die werknemers. Dat kleurt grote delen van de steden in deze regio. Ze roepen het hier in Twente niet van de daken, omdat ze vooral nuchter en praktisch zijn, maar ze doen mooie dingen. Er wordt zorgvuldig omgegaan met de omgeving en met architectuur.

Veel locaties zijn bestempeld als ‘beschermd gezicht’. We maken vooral een ‘beschermd gezicht’ van plekken die we pittoresk vinden. Maar in een soort moderne gedachte zou ik me kunnen voorstellen dat dit park uiteindelijk ook zo’n stempel krijgt, want ik zie het eigenlijk als potentieel modern erfgoed. Ik hoop dat het zo gewaardeerd wordt.”

“Ik zie deze locatie als potentieel modern erfgoed.”

Waarom is hier sprake van gedeeld begrip over de Vitruvius-waarden die deze voorbeeldlocatie tot voorbeeldlocatie bestempeld? Wat maakt deze locatie maatschappelijk relevant?

“Doorslaggevend was de ambitieuze opdrachtgever. Een bedrijf dat zich hier verder wil ontwikkelen en doorgroeien en daarbij oog heeft voor de omgeving én voor kwaliteit. Er is niet beknibbeld op deze gebouwen. Qua kwaliteitsadvisering zijn wij destijds dan ook vooral aan het sparren en overleggen geweest. Bij bedrijven die zich hier nog willen vestigen en wat minder hebben met de oorspronkelijke gedachte, moeten we er harder aan trekken om het op hetzelfde ambitieniveau te krijgen als de andere gebouwen. Deze oorspronkelijke gebouwen stammen uit 2012/2013.

Ik kom het niet zo vaak tegen, dat opdrachtgevers zelf zo’n hoge mate van kwaliteit nastreven en blijven nastreven. Daardoor vormen deze campus en het park best een hard contrast met omliggende bedrijventerreinen. Die bedrijven zijn allemaal welstandsvrij, terwijl we op deze locatie het hoogste welstandsniveau hebben. De gemeente Hengelo heeft de kwaliteit van dit terrein onderkend en wil dit ook koesteren. Nieuwe gebouwen moeten dan ook aan deze standaard voldoen. Ook dat zie je niet zo vaak.”

Van wie zijn de kwaliteiten die je beschrijft? En wie draagt er zorg voor?

“De betrokken architectenbureaus hebben dat kwaliteitsgevoel enorm hoog in het vaandel staan. Ik vind het opvallend dat in deze regio veel degelijke architectenbureaus zitten die niet alleen hier, maar overal in den lande hun kwaliteitsstempel achterlaten. Daarnaast kenmerkt deze regio zich enerzijds door nuchterheid maar af en toe ook door lef. De overheid is hier niet heel dwingend: ze zijn meer van het faciliteren, samenwerken en een stimulans zijn. Als de condities er zijn om ambities waar te kunnen maken, dan wil men er hier echt voor gaan.”

”Het zegt iets over deze locatie, dat mensen het in hun hart hebben opgenomen, het willen laten zien en er zorg voor dragen.”

Wat heeft Nederland volgens jou nodig om die kwaliteiten te beschermen?

“Ik vind dat er wat bedrijventerreinen betreft, en de aantrekkelijkheid daarvan, veel meer aandacht mag komen voor landschappelijke inbedding. Ik denk dat je daar ontzettend veel mee kunt winnen.

De gebouwen die er staan en die je van alle kanten kunt zien, zijn enorm belangrijk. Maar de belangrijkste randvoorwaarde is de landschappelijke inrichting waarin die gebouwen zijn neergezet. Als je de kwaliteit van bedrijventerreinen serieus wilt nemen, moet je het lef hebben om ruimte te scheppen voor een landschappelijke inrichting met formaat. Op deze locatie krijgt groen echt de ruimte om tot wasdom te komen, de gebouwen zijn ondergeschikt aan het groen.

Het is wellicht economisch uitdagend, maar toch. Ik vind het niet erg als gebouwen wat meer de lucht ingaan als dat nodig is, als er maar een goede groene basis is. Je moet het lef hebben om bepaalde zones te intensiveren, om echt maat te kunnen geven aan lucht, licht en ruimte.”

Welke instrumenten zijn ingezet om die kwaliteiten te versterken?

“Het verhaal komt eigenlijk neer op groen met kwaliteit. Er is in de inrichting en de architectuur gerefereerd naar de historie van de locatie: naar de landschapshistorie, de bewonershistorie en de bedrijfshistorie. De inbedding in het landschap en de juiste inpassing is hier cruciaal geweest. Thales heeft het aangedurfd om te investeren in ruimte. Die groene maat wordt niet meer weggegeven. In het landschapsplan staat ook dat bepaalde stukken onbebouwd zullen blijven.

Aan andere stukken is waarde toegevoegd met nieuwe architectuur. Deze gebouwen hebben allemaal een bepaalde stijl, maar zijn wel door verschillende architecten ontworpen. Zij hebben door die nuanceverschillen ook eigenheid aan die gebouwen geven. Hoe meer daarvan, hoe interessanter het wordt.

Bovendien heeft de campus een grote aantrekkingskracht op bedrijven en uitwisseling van kennis tussen bedrijven. Deze locatie werkt stimulerend voor innovatie en kennisontwikkeling dankzij de hoge kwaliteit van de omgeving, in alle opzichten.”

"De inbedding in het landschap en de juiste inpassing is hier cruciaal geweest."