Voorbeeldlocatie: Hollands Kroon (Wieringermeerpolder)

Om tot een gedeeld begrip te komen over ruimtelijke kwaliteit nodigde MooiNL de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit uit om een serie te maken met voorbeeldlocaties. Met regionale en lokale commissies in heel Nederland bevordert de Federatie ‘landschaps-, dorps- en stedenschoon’. In dit vierde deel: Wieringermeerpolder, Hollands Kroon in Noord-Holland. Jef Mühren, directeur Mooi Noord-Holland, licht zijn keuze voor deze voorbeeldlocatie toe.

Jef, waar zijn we hier?

Jef Mühren: “We zijn in een voormalig Dijkmagazijn, aan het IJsselmeer in de kop van Noord-Holland. In de Wieringermeerpolder, de droogmakerij waarmee het eiland Wieringen werd vastgemaakt aan het vasteland. Dit gebied is enkele decennia vooral benaderd als een functioneel economisch landschap, ingericht vanuit het gegeven van goede landbouwgrond en de behoefte aan (deels nieuwe) werkgelegenheid in dit gebied. Veel nieuwe functies konden er op relatief goedkope grond een plek krijgen. Het devies was dat er veel mocht met beperkte regels. Het gebied Agriport bijvoorbeeld, was grotendeels welstandsvrij en het vastgestelde beeldkwaliteitsplan werd beperkt toegepast. Nu het windpark, de grootschalige glastuinbouw en de datacenters grotendeels zijn gerealiseerd, schrikken veel mensen van het effect op het open polderlandschap.”

Portret Jef Muhren
Beeld: ©Nadine van den Berg
Jef Mühren, directeur Mooi Noord-Holland

“Het huidige gemeentebestuur heeft meer aandacht voor de noodzakelijke transitie van het landelijk gebied en voor het historisch cultuurlandschap. Het gebied heeft te maken met verziltingsproblematiek. Dit leidt niet alleen tot andere ideeën over de aard van landbouw en voedselproductie, maar er komt ook meer oog voor de kwaliteit van het toekomstige landschap. Dat gaat weer gepaard met maatregelen voor natuur- en biodiversiteitsherstel, energiewinning en waterberging. De aantrekkingskracht van het gebied groeit: er vestigen zich nieuwe bewoners en het aantal recreanten neemt toe. Dat leidt tot bijzondere nieuwe initiatieven.”

Waarom is dit volgens jou een locatie van uitzonderlijke ruimtelijke kwaliteit?

“De samenkomst van het voormalige eiland Wieringen, het oudland met zijn kreekrestanten en zuiderzeeplaatsen (denk aan Kolhorn) en de enige zuiderzeedroogmakerij De Wieringermeer, met zijn heroïsche werken en bijzondere cultuurgeschiedenis. Er is hier veel waarde verborgen. Op diverse locaties worden nu incidenteel kwaliteitsimpulsen gegeven aan het landschap. Deze relatief kleine, maar bewuste ingrepen, met ook aandacht voor omgevingskwaliteit, leveren bijzonder resultaat op doordat ze je anders naar het gebied laten kijken. Daarnaast hebben ze een inspirerende werking voor andere initiatieven.

Voorbeelden van dergelijke ingrepen (met soms prachtige namen) zijn de dijkmagazijnen, de Viskringloop, de Wierschuur, Het Bos Roept, de Pioniersplek en de Cultuurschuur. Maar ook het langste (bijna 4 km) en tegelijk minst zichtbare zonneveld van Nederland, dat als water meandert aan de voet van de oude zeedijk van de Groetpolder. Ze staan concreet model voor de bottom-up sociale en ruimtelijke transitie die dit gebied de komende decennia zal doormaken. Bovendien laten ze allemaal op eigen wijze een pragmatische houding ten opzichte van het landschap zien. De zonneweide in de Groetpolder doet dat met het historische landschap als referentie en is zo slim ingepast dat je het echt moet zoeken; de herbestemde Dijkmagazijnen zijn culturele ankerplaatsen voor het ontsluiten van het verhaal van het gebied en de Viskringloop laat mooi zien hoe je natuurwaarden met een aantrekkelijk, artistiek ontwerp in samenhang kunt ontwikkelen.”

Beeld: ©Nadine van den Berg

Wat is de herkomstwaarde van het gebied en hoe wordt daar mee omgegaan?

“Aan het begin van de twintigste eeuw werd hier gestart met de Zuiderzeewerken, grotendeels op basis van het plan van Cornelis Lely uit 1891: het verbinden van het vasteland aan het eiland Wieringen (met de in 1924 aangelegde Amsteldiepdijk van 2,5 kilometer lang), het droogleggen van de Wieringermeer en tenslotte de afsluiting van de Zuiderzee met de Afsluitdijk. Onder andere door de inzet van Architect S. de Clercq, lid van de Zuiderzeeraad, werd bij de vormgeving van de werken veel aandacht besteed aan ruimtelijke en architectonische kwaliteit. Dirk Roosenburg, ontwerper van de Wieringermeer-gemalen Lely en Leemans en de heftorens van de grote sluizencomplexen in de Afsluitdijk, en M.J. Granpré Molière, drukten als architecten een belangrijk stempel op het gebied. Op 21 augustus 1930 viel de Wieringermeer droog en vanaf 1934 werd het in gebruik genomen.

De Rijksoverheid bemoeide zich via de Wieringermeer-directie intensief met uitgifte van gronden, de dorpsbouw en woningbouw, de toewijzing aan pachters, de bebossing en beplanting. Er werd in de polder onder meer ruimte gevonden voor het Rijksmonument Joods Werkdorp, een agrarisch opleidingscentrum voor Joodse vluchtelingen uit Duitsland. Architect Granpré Molière ontwierp begin jaren dertig de opzet voor de Wieringermeerdorpen Middenmeer, Slootdorp en Wieringerwerf in de traditionele traditie van de Delftse School. Ook is er een specifiek boerderijtype ontwikkeld voor de Wieringermeerpolder. Helaas zijn de meeste van die boerderijen, woningen en andere gebouwen verloren gegaan nadat de terugtrekkende Duitsers in april 1945 het gebied onder water hebben gezet. De wederopbouw in dezelfde traditionele bouwstijl heeft tot ver in de jaren vijftig geduurd. Daarna is het landschap lange tijd heel functioneel, met name voor akkerbouw, ingezet.

Gelukkig groeit recentelijk de aandacht voor de omgevingskwaliteit en de (toekomstige) schoonheid van het landschap weer. Zo heeft de gemeente Hollands Kroon een nieuwe Erfgoedvisie opgesteld met een concrete uitvoeringsagenda, waaronder het in kaart brengen van alle eerder genoemde Wieringermeerboerderijen. De gemeente lijkt zich nu veel bewuster dan voorheen van de impact die ingrepen in het landschap kunnen hebben. Daarom grijpen ze terug op historische referenties en het in de schijnwerpers zetten van relicten, zoals de oude dijkmagazijnen, het Joods werkdorp en de karakteristieke Wierschuur. Tegelijkertijd blikt men vooruit naar het landschap van de toekomst. Dit zie je mooi samenkomen bij de Viskringloop en bij initiatieven zoals de bijzondere camping Het Bos Roept en De Pionierplek, een trainingslocatie en voedselbos in aanleg.”

Wat maakt deze locatie nu maatschappelijk relevant?

“De Noordkop is ondanks de aanleg van de Afsluitdijk, het belang van de haven van Den Helder en de status van het wad als werelderfgoed lang een vergeten hoek geweest. In de jaren negentig begon men met name de A7 te zien als economische ontwikkel-as, waarlangs alle gemeenten hun eigen hub wilden maken met bedrijvenparken. Daar heeft de provincie met wisselend succes op proberen te sturen. De A7 is op veel plaatsen nog steeds een prachtig landschappelijke route, maar soms ook pijnlijk niet.

Ook Hollands Kroon had met de komst van Agriport grote economische ambities. Met de glastuinbouw kwamen grote bedrijven. Aanvankelijk grotendeels agrarisch, maar daarna vestigden zich er grote databedrijven. Er werd wel nagedacht over landschappelijke inpassing, maar het daarvoor ontwikkelde beeldkwaliteitsplan werd bij het aanlokkelijk maken van deze locaties voor de ondernemingen vaak vergeten, vermoed ik. Het heeft samen met het grote windplan in de Wieringermeer onrust teweeggebracht over de effecten op het ruime lege landschap van de Wieringermeer. Het nieuwe gemeentebestuur is nu zoekende naar een balans tussen dit soort economische motors en de kwaliteiten van het landschap en de omgeving.

Het maatschappelijk relevante is dat je bij zo’n ontwikkeling eerder de waarden die er al zijn moet koesteren, benutten en versterken. Je bouwt dan aan het gebied vanuit de eigen identiteit. In de Haarlemmermeer bijvoorbeeld, dat in omvang en aanleg een min of meer vergelijkbare droogmakerij is, is pas vrij recent werk gemaakt van het centraal stellen van de historische kernkwaliteiten van het gebied. Dan gaat het om elementen als de Ringvaart, de lange linten en verre doorzichten die worden geïntegreerd in een gebied met enorme ontwikkelingen van woningbouw en bedrijvigheid.”

Beeld: ©Nadine van den Berg

Hoe wordt omgevingskwaliteit hier gerealiseerd?

“Wat met name in het oostelijk deel van de Wieringermeer  speelt, is dat het water van het IJsselmeer zout door de bodem van de Wieringermeerpolder omhoog drukt, waardoor verzilting optreedt. De verzilting in dit gebied is nog niet ernstig genoeg voor agrariërs, omdat het zout kan worden weggespoeld, maar op termijn is er een transitie nodig. In dit gebied wordt al veel langer nagedacht over een meer geleidelijke overgang van de oeverlanden.

Het concept ‘achteroevers’ is in 2007 ontwikkeld door Rijkswaterstaat en Deltares, als reactie op plannen om het IJsselmeerpeil mee te laten stijgen met de zeespiegelstijging. Een van de ideeën was om niet alleen naar berging in het meer zelf te kijken, maar ook in de gebieden eromheen, de zogenaamde achteroevers. In de jaren daarna zijn er diverse onderzoeken en pilots uitgevoerd, zoals de Proeftuin Achteroever Wieringermeer rond 2017.

In 2021 is in opdracht van natuur- en landschapsorganisaties – waaronder Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Landschap Noord-Holland, en Coalitie Blauwe Hart Natuurlijk – de ruimtelijke verkenning ‘Multifunctionele Achteroever Wieringermeer’ uitgevoerd door H+N+S Landschapsarchitecten. De organisaties hebben deze studie laten uitvoeren als alternatief voor de plannen voor zonne-atollen in het IJsselmeer. De studie laat kansen en mogelijkheden zien voor een multifunctionele achteroever in het gebied achter de IJsselmeerdijk van de Wieringermeer, waarbij landbouw, natuur- en biodiversiteitsontwikkeling, zoetwaterberging, energieopwekking en benutting van kansen van medegebruik door toerisme en recreatie worden gecombineerd. Uitgangspunt is dat het daarbij samengaat met een toekomstbestendige agrarische bedrijvigheid in de Wieringermeer. De studie biedt een fraaie inkijk in de potenties van de achteroever voor bijzondere nieuwe landschappen op de overgangen van nat naar droog en van zoet naar zout.

Hoewel het plan niet tot een directe concrete doorvertaling heeft geleid is de verkenning wel doorgezet naar de ‘Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW)’ en opgenomen in de ‘Agenda IJsselmeergebied 2050’. Ook in het Collegeprogramma 2022-2026 ‘Samen bouwen aan vertrouwen’ van de gemeente Hollands Kroon spreekt de gemeente zich uit voor een herwaardering en transitie in het landelijk gebied. In de omgevingsvisie, de erfgoedvisie en de door de gemeente vastgestelde kustvisie wordt toegewerkt naar nieuwe combinaties van natuur en landbouw, een groenblauwe dooradering in de droogmakerij, versterking van identiteit per landschapstype binnen de gemeente en het hierbij benutten van kansen voor recreatie en toerisme.

Binnenkort wordt ook gestart met een herijking van de gemeentelijke beleidsnota omgevingskwaliteit (voorheen de welstandsnota) om aspecten van landschap, stedenbouw, architectuur, cultuurhistorie en natuur meer op elkaar te betrekken. De gemeente wil nadrukkelijker sturen op de diverse karakteristieken en  identiteiten van de verschillende landschappen (eiland Wieringen, polders, dijken, de Waddenkust, het Amstelmeer, het oudland, kreken, aandijkingen en de droogmakerij de Wieringermeer) en de specifieke bij de landschappen behorende dorpen, gemeenschappen en verhalen.

Op dit moment wordt samen met de provincie gewerkt aan een bebossingsstrategie met mogelijk de ontwikkeling van nieuwe bossen rond het Robbenoordbos, rond de dorpen en Agriport, deels in lijn met de gebiedsopgaven samenhangend met het ‘Provinciaal Programma Landelijk Gebied (PPLG)’.”

Beeld: ©Nadine van den Berg

“Misschien wel typisch voor de mensen in de Noordkop van Noord-Holland is dat men meestal niet wacht op de overheid, maar de ruimtelijke ontwikkeling ook op eigen initiatief ter hand neemt. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar in het gebied ten zuiden van het Robbenoordbos, met name tussen Het Robbenoordbos en het Dijkgatsbos. Het gebied binnen de dijk is geleidelijk aan het verruigen en diverse (recreatie)ondernemers werken aan nieuwe mogelijkheden in het gebied. Neem als voorbeeld de Dijkgatshoeve, een biodynamische zorgboerderij met een cultureel-maatschappelijke bedrijfsvoering en mooie kansen voor medegebruik van recreanten, wandelaars, fietsers, vogelaars enzovoort. Staatbosbeheer als eigenaar van het 70 hectare grote gebied stuurt op volledig beheer op basis van biologische uitgangspunten. In de directe omgeving vind je hier de camping Snippenweide, groepsaccommodatie Het Boshuis en ook het recent herbestemde Dijkmagazijn. Dit houten beheer- en opslaggebouw op de dijk net boven het Dijkgat is een van de drie overgebleven magazijnen in Hollands Kroon en wordt gerestaureerd en getransformeerd tot een bezoekershuis ten dienste van culturele manifestaties. Allemaal initiatieven die het geleidelijk veranderproces in het landschap goed illustreren.

Een ander prachtig voorbeeld is de in het Robbenoordbos gelegen Natuurcamping Het Bos Roept. Deze camping is voorbeeldig bedacht en ontworpen en toch ziet alles er volstrekt vanzelfsprekend uit. Het hemelwater wordt opgevangen en zonneboilers warmen het water op. Voor alle fraai vormgegeven objecten in het terrein worden duurzame, recyclebare en biobased materialen toegepast. Bij deze initiatieven, vaak zelf geïnitieerd met een combinatie van lef, passie en cultureel ondernemerschap, worden veel beleidsintenties al van onderop getest en uitgevoerd.

Bij de aanleg van de zonneweide Groetpolder, met een lengte van vier kilometer waarschijnlijk de langste van Nederland en een beperkte breedte van ruim veertig meter, werd slim gebruik gemaakt van een ongebruikte strook grond direct aan de Groetpolderdijk. Er is eigenlijk alleen een eenvoudig wandelpad en het is aan de zuidkant heel even zichtbaar vanaf de provinciale weg N242. De zee van panelen doet zich hier vanaf de weg gezien (waarschijnlijk onbedoeld en door de snelheid) voor als een aaneengesloten watervlak achter de dijk. Er is niet in bijzondere mate aan deze stroomvoorziening ontworpen, maar eerder slim gebruik gemaakt van de vrijwel onbereikbare en onzichtbare strook grond langs de dijk en van bestaande kabel tracés. Er is bij de uitvoering ingezet op de versterking van de biodiversiteit. Sommige ingrepen in het landschap zijn er zonder dat je er erg in hebt.”

Ondanks de weerstand, gebeurt er veel in het gebied om de landschapsbeleving en omgevingskwaliteit te belichten. Hoe rijmt dat met elkaar?

“Ik denk dat dat toch aan de (toenemende) aantrekkelijkheid van het gebied zelf kleeft, waar die aantrekkelijkheid jarenlang eerst niet werd gezien. En aan de inbreng van bevlogen mensen, ondernemers en organisaties in het gebied,  zoals de betrokken natuur en landschapsorganisaties bij het achteroeverplan.

Binnen het gemeentehuis heeft men het belang van de cultuurhistorische geschiedenis hervonden en vertaald in de Erfgoedvisie. Daar zijn ook mooie initiatieven aan gekoppeld, zoals het inspirerende plan voor de viering van 100 jaar Zuiderzeewerken. De vroeg twintigste-eeuwse ingenieursoperaties ter afsluiting van de Zuiderzee, die een aanvang namen bij de aanleg van de Amsteldijk in 1924 met daarop volgend de Afsluitdijk en de aanleg van de droogmakerij Wieringermeer, zo’n 10 jaar later. Toen werd er veel inzet gepleegd op het vlak van architectuur, landschappelijke vormgeving en ruimtelijke kwaliteit en ik hoop eigenlijk dat de gemeente dat herontdekt en daar nu weer klaar voor is.”

Van wie zijn de kwaliteiten in de Noordkop die je beschrijft? En wie draagt er zorg voor?

“Het is een gebied dat in de eerste plaats van bewoners is en die hebben daar ook vanuit individueel of familiair motief vaak wel zorg voor gedragen. Voor de Wieringermeer is dat natuurlijk een heel jonge geschiedenis, waarvan het soms moeilijk is dit goed op waarde te schatten. Het gebied is ook van al die mensen die er even of wat langer verblijven voor recreatie of toerisme. Aan de Noordzeekant, in de kuststrook van Den Helder en Schagen, kun je echter ook zien hoe rampzalig dat kan uitpakken: boven Camperduin zijn veel dorpen vergeven van de stacaravans, rommelige campings en huisjesparken van grote landelijke partijen. Als je niet uitkijkt komt diezelfde druk ook op de Waddenkust en de IJsselmeerkust te liggen. Het is echter goed mogelijk om te kiezen voor meer op kwaliteit dan op kwantiteit gerichte recreatievoorzieningen. Camping Het Bos Roept en de groepsaccommodatie De Wierschuur zijn hier mooie voorbeelden van, voortkomend uit en passend bij de lokale cultuur. Men richt zich op behoud en het beleven van de stilte en het rust- en ruimtegevoel van Wieringen en de Wieringermeerpolder. Uiteindelijk is de kust van ons allemaal, van de bewoners en de bezoekers van het noordelijk deel van het land. Langzaam komt er ook een stroom van nieuwe bewoners aan die een fijne, rustige plek zoeken om van de ruimte genieten.”

Beeld: ©Nadine van den Berg

Welke instrumenten zijn ingezet om deze kwaliteiten te versterken?

“Ik vind de coöperatieve samenwerking heel belangrijk, via bijvoorbeeld het economische programma ‘De kop werkt’. Daarin krijg je echt een ontmoeting van verschillende perspectieven, belangen en waarden. ‘De kop werkt’ heeft er bijvoorbeeld mede voor gezorgd dat bij transformaties van boerenerven het Team Erfgoedkwaliteit kon worden ingezet. Daarmee geef je kwaliteitsadvisering een vanzelfsprekende plek in je ruimtelijke processen.”

Wat heeft Nederland volgens jou nodig om die ruimtelijke kwaliteiten te beschermen?

“Ik ben erg blij met de start die nu is gemaakt met de restauratie van het stelsel van landelijke planning. We hebben ons jaren beklaagd over het verdwijnen van de Rijks Planologische Dienst en van de Dienst Landelijke Gebied. Diensten die op een hoger schaalniveau regie voeren over opgaven die op de schaal van het landschap noodzakelijk zijn. Deze opgaven zijn er nu zoveel en ze hangen zo met elkaar samen dat nationale en wellicht deels Europese regie nodig is, uiteraard wel in intensieve samenwerking met de regio’s, provincies, waterschappen en met gemeenten zoals Hollands Kroon. En uiteraard in intensieve dialoog met de mensen die het aangaat.

En dan kom ik ook nog even terug op je vorige vraag: van wie is nu eigenlijk de Noordkop, want dat heeft ook te maken met die Rijksregie. De Noordkop is namelijk onderdeel van de delta die Nederland is met aan de ene kant het rivierenland met het IJsselmeer en aan de andere kant het waddengebied als estuarium. De Noordkop is een sleutelelement tussen deze gebieden, samen met de Noordzee en de Friese en Groningse waddenkust. Een cruciaal onderdeel van ons ‘gecontroleerde’ deltasysteem. Wanneer je de Noordkop, de Wieringermeer en de IJsselmeerkust als onderdeel van het Europese waddengebied benadert, dan is het logisch dat onze aandacht naar de culturele en natuurlijke waarden van de veranderingen in dit gebied gaat. Dat is onze erfenis, en die is waardevol. Als je het aan mij vraagt, schreeuwt dit om een bovenregionale, nationale en misschien zelfs wel Europese planologie. Dat Europa het gebied nu al belangrijk vindt, blijkt wel uit de Europese subsidie voor versterking van juist dit gebied.”

Hoe zou het oordeel over dit gebied over 10 jaar zijn, of over 50 jaar? Hoe ziet het er hier dan uit?

“Als de ontwikkelingen zich doorzetten dan wordt die culturele waarde van het gebied steeds meer zichtbaar. Zeker als het gecombineerd wordt met nieuwe manieren van boeren en energiewinning, wonen, recreëren, natuurontwikkeling en biodiversiteit. Ik denk dat de leefbaarheid en de omgevingskwaliteit van de Noordkop steeds meer een schakel worden in ons nationale deltalandschap, waarin rivieren, meren en wadgebied weer in een meer (eco)logisch en natuurlijk verband met elkaar staan en waarin dit deltasysteem een vitaal en volwaardig groen-blauw vaatstelsel van het verstedelijkte Nederland is geworden. Dit vergt een heel lange adem en veel moed en visie.

De tijd van het steeds verder fixeren van het landschap dat al sinds de middeleeuwen aan de gang is, met als hoogte punt de Deltawet uit 1958, is voorbij. We zullen het landschap nu dynamischer gaan inrichten en het water en natuurlijke processen meer de ruimte geven. Wat er onvermijdelijk op ons afkomt, is dat er over dertig tot veertig jaar nauwelijks meer smeltwater uit de Alpengletsjers hier naartoe stroomt. Dan krijgen we een regenrivierenstelsel. En een regenrivierenstelsel geeft veel te veel water als het regent, en te weinig als het droog is. En dan is het lang droog. We zullen nu dus nog meer zoet water moeten bufferen, niet alleen in de Noordkop, of in Nederland, maar in heel Europa. We moeten een dynamischer verstandhouding gaan krijgen met de deltadynamiek. Die nieuwe manier van omgaan met water ga je juist ook in dit gebied zien.

Hopelijk geven de projecten voortkomend uit lokale krachten en initiatieven gecombineerd met een hernieuw bewustzijn van omgevingskwaliteit een mooie impuls aan dit, wat mij betreft wenkend, perspectief.”